GROETEN UIT RUKKELINGEN

Plots die uiteenspattende wolk van pluimpjes,
alsof het sneeuwde. Een kortstondige verwondering,
die echter op slag veranderde in hartverlammende afschuw.

Een klamper dus, die zich out of the blue tegen 100 km per uur
op een parmantig rondwandelend tortelduifje wierp,
op nauwelijks een paar meter van ons vandaan.

Plotser bestaat niet.
Ging ook meteen genadeloos rukkend aan het werk.
Ronduit niet om aan te zien. Ik heb mij de rest van de dag
en de daarop volgende nacht eindeloos afgevraagd:
te laat voor welk ingrijpen dan ook?

Waar bleef mijn hartverscheurende schreeuw?
Te laf om er naar toe te schieten, omdat er bezoek was?
Met mijn groot lomp lijf dat kleine weerloze torteltje
niet weten te beschermen: shame were is thy blush?

De schrijnende resten gingen mij door merg & been:
alleen nog het kopje op een bedje van donsveertjes.
Met even nog een helder open oogje, alsof het mij
nog een laatste keer wou aankijken, zoals het dat zo dikwijls
had gedaan. Maar toen kwam er ineens een vliesje over
alsof het zeggen wou: schluss damit.

Ik heb Torteltje’s kopje met beloftevolle woorden
toevertrouwd aan de bloeiende hortensia’s, waarlangs het
voorheen zo dikwijls naar mij toe kwam gewandeld.
De rollen zijn nu dus omgekeerd.
Alleen, ik wandel er niet langs, ik blijf er bij stil
staan.

Die uitgerukte veertjes. De aanblik ervan joeg het kind in mij
naar buiten om te doen wat ik dus heb gedaan:
ze terug bijeen geraapt & opnieuw herschikt.
Wellicht zal alleen god weten & begrijpen waarom.