Ook al blijkt dat vogeltje niet meer te zijn
dan een dode mus: waar -uit diepten van ellende- haalt
dit verguisd kindje die onthutsende glimlach nog vandaan?
Mijn God, kunnen wij nog dieper worden geraakt?
Natuurlijk niet, zegt God, jullie zijn niet eens diep genoeg
om de peiling ervan te kunnen doorstaan.
Hier moet het woord ‘schrijnend’ voor zijn uitgevonden,
alias grievend, allerdroevigst, onmenselijk, godgeklaagd:
‘Wat het gemoed met schurende, brandende pijn aandoet.’
Want inderdaad, dit kan je eigenlijk niet meer geloven,
laat staan verdragen? En dan die omklemde moederhand:
we kunnen er ons wel iets bij voorstellen? Vergeet het.
We kunnen er alleen maar murw geslagen om janken,
zouter dan zout & met zeezand in de ogen, en dan nog:
niet zonder het gevoel ‘als ware het ons eigen kind.’
Hier kan je met geen enkel woord tegenop. In geen enkel
woordenboek ter wereld kan je een verklaring vinden voor
die hartverscheurende glimlach van dit kindje.
Quis non fleret.
