Is dit een grap, om of om te huilen,
wie neemt nog, zonder zelfverwijt,
zijn blutsen weerom met zijn builen,
dag in dag uit, waar blijft de tijd.
Zijn dwaze klap vult leeuwenkuilen,
de aarde schreeuwt om leefbaarheid;
zelfs ’t zonlicht dreigt zich te verschuilen,
voor deze mens zijn ijdelheid.
God, zet u schrap voor domme uilen,
hun alom tegen woordigheid
zal zelfs uw hemels nest bevuilen,
niet slechts voor nu, maar voor altijd.
