Neem bijvoorbeeld dat boek ‘De taal der Verliefden’ van de Franse schrijver-filosoof Roland Barthes, waarin hij elk schilfertje gevoel dat daarmee gepaard gaat, letter per letter onder de scanner van zijn denkvermogen legt, zo raak & uitvoerig beschreven, dat ik nauwelijks kon geloven wat ik las. Jaren geleden, maar wat een koortsachtige ontdekking, even zinderend als de zonovergoten zomer van toen.
Overigens, zélf in die tijd ‘ten-prooi-aan’ voelde ik mij bijna ten persoonlijke titel door Barthes beschreven, dus ik vond het wel wat.
Nooit eerder had ik zoiets uitzonderlijks gelezen. Om hem dan onlangs plots, tot mijn blije verrassing, weer tegen te komen in het boek ‘Loerhoek’ van Bernard Dewulf, waarin hij zijn bewondering uitspreekt voor Roland Barthes, in zijn column hieronder: ‘BAKKERIN’.
‘Roland Barthes heeft de meest wonderlijke dingen geschreven over de minst wonderlijke, waardoor die dan toch wonderlijk werden. Een wonderlijk schrijver dus.
Hem lezend gebeuren er twee dingen tegelijk. De overmoed om het ook zo te kunnen en de moed in de schoenen. Zo wordt het nooit iets.
Barthes is een idool. In het beste geval steekt het ikdool (typfout maar ik laat ze staan?) zelf de scepsis van zijn bewonderaar aan. Wat tot hartverscheurende taferelen kan leiden. Gisterenmiddag zat ik over hem gebogen in de krant. Hij heeft, las ik, een gesprekje met de bakkersvrouw over het weer. Wanneer hij opmerkt dat “het licht zo mooi is vandaag”, antwoordt de bakkersvrouw niets. Besluit van Barthes: ‘Ik begrijp dat het zien van het licht samenhangt met een klassebepaalde gevoeligheid.’ De bakkerin had het licht niet gezien.
Nu moet ik toch om brood en is het licht mij dierbaar.
Ik stap de bakkerij binnen, er zijn geen andere klanten aanwezig, en ik zeg rustig ‘mooi licht vandaag’. Even is het diep stil, de bakkersvrouw frommelt haar schort in haar handen, knikt en zegt dan ‘wreed schoon’.
Daar stonden we, Barthes en ik, bien étonnés. Ik had nog nooit iets afwijkends gemerkt aan mijn bakkersvrouw, tenzij misschien in de heupen. Ik keek haar zo ondubbelzinnig als mogelijk aan, liet van mijn impasse niets merken en bestelde het brood.
De mythische handelingen die zich vervolgens voltrokken. Het brood dat toen mijn verdeeldheid aan den lijve ondervond. Ik had er een idool bij.‘
Maar wat Dewulf hierboven over Barthes zegt, dat geldt minstens evenzeer ook voor hemzelf. Ik gaf af & toe wel eens een reactie op zijn Si & La columns in het Standaard Magazine. Hij heeft me elke keer onmiddellijk geantwoord, en uiteraard op zulk een boeiende wijze, dat ik er maar heel sporadisch gebruik van durfde te maken.
Ondertussen zwijgen zijn niet-meer-geschreven woorden zich al drie jaar dood. Nu ik hem niet meer kan verstoren, durf ik hem wel weer frequenter te schrijven. But his computer says no? Echter, zijn deur blijft open, zijn hart nog meer. Hij zal er altijd zijn.



