“Ik ben geboren op 1 november, Allerheiligen. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam in 1933, het Hitlerjaar. Het was één uur ’s nachts en het onweerde. Mijn vader zei altijd op mijn verjaardag: “Daar kwam hij aan, onder donder en bliksem.”
Aldus Huub Oosterhuis, tijdens één of ander interview. Zijn naam roept ontegensprekelijk de ontdekking van een soort hemel in mij op, bij het zingen van zijn vernieuwende teksten destijds op het hoogzaal in de kerk. Wat heb ik ze daar graag de hoge gewelven in gezongen. Want wat een taal, wat een zeggingskracht, te midden van al het routineuze geprevel & gepreek. Oosterhuis z’n woorden schoten er als oplichtende vonken doorheen. Plots waren dat niet meer louter kerkgezangen, ik zong ze al even graag ook in eigen huis.
En al heb ik het hoogzaal inmiddels al lang verlaten: als het Pasen wordt komt zijn naam als vanzélf weer te voorschijn, waarvan akte. Omdat ik eindelijk oud genoeg ben geworden om meer over hem te willen weten, kwam ik er achter dat er heel wat over hem gezegd is & geschreven. Wikipedia alleen al geeft daar in vogelvlucht meteen een beknopte inkijk van.
Zo kwam ik er met genoegen achter, dat er ter gelegenheid van Oosterhuis z’n 80ste verjaardag een boeiende biografie over hem is uitgegeven, met als titel: ‘De paus van Amsterdam’ zoals hij daar blijkbaar werd genoemd. ‘Soms spottend, in bijtende stukken. Soms zonder ironie, hem roemend omdat hij als theoloog en dichter een onuitwisbare stempel heeft gedrukt op de vernieuwing van de liturgie, de muzische taal van de kerk.‘
(Niemand anders: dat mag ook over Oosterhuis zélf worden gezegd)
Wim Brands, VPRO boeken: ‘Marc van Dijk nadert Oosterhuis dicht in een kritische biografie die een paar raadsels liefdevol intact laat’. Of Bert Keizer in Trouw: ‘Een welhaast episch verslag van een monumentale krachtmeting tussen Goed en Kwaad.’ Woorden wekken!
Het zal voor mijzelf dit jaar dus een groot paasei van papier-maché worden, vol kleurrijke bespiegelingen, al zullen er ook bij zijn met lelijke papiertjes er omheen: Komrij die hem tot op de grond heeft afgekraakt, bisschop Wiertz van Roermond die vindt dat het werk van Oosterhuis moet worden geweerd uit de katholieke zangbundels omdat de dichter ‘zich heel ver van de kerkleer had verwijderd.’ Had ik klompen aan, ze zouden breken.
Te moeten vaststellen bovendien dat er inmiddels inderdaad een ‘Oosterhuis-vrij katholiek liedboek’ bestaat. Daar zal je dus geen teksten meer in tegenkomen zoals: ‘Moge mij schoonwassen alle regenwater van de toekomst, mogen mij afspoelen alle stortbuien van de komende eeuw.’ Bisschop Wiertz die zijn mond roert in Roermond: adem mijn adem?
Oosterhuis zelf hoeft zich daar goddank niet meer druk om te maken: hij blijkt verleden jaar op Paasdag te zijn gestorven, op 89-jarige leeftijd. Hoogtijd dus om hem weer eens wat forum te geven. Hij die ons te zingen gaf: ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht, zoals een mantel om mij heen geslagen’. Of zoals dat (multifunctionele!) lied:“Houd mij in leven, wees gij mijn redding, steeds weer zoeken mijn ogen naar u!’ Daar wil ik bij deze dan ook graag gehoor aan geven. Uiteraard voor de gelegenheid zonder de gehoofdletterde gij van God. Van mens tot mens dus. De eer zij met u, Huub Oosterhuis, en met uw geest.






