Gedichten schrijven: van aanzien alleszins een zeer aantrekkelijk & handzaam boekje. Meenemen? Echter, niet zonder een zweem van schaamte, want hoe overjaars kun je zijn geworden voor zulk een titel? Ik prees mij gelukkig, dat je in de bib tegenwoordig zonder menselijke tussenkomst boeken kan ontlenen. Zonder gêne, voor wie of wat dan ook.
De omslagillustratie van Ien van Laanen sprak meteen boekdelen: dansbenen op hoge spitzen met vlijmscherpe pennenpunten, op een gelijnde vloer van schrijfpapier. Ga er maar aan staan om die -al dan niet splijtende- pennen in de juiste inkt gedoopt te krijgen. De tenen van mijn gedachtlijke ‘zielepoten’ gingen er meteen van bloeden.
Toch was het mij vooral te doen om de ondertitel ervan: ‘De regels van het vrije vers’. Die inmiddels dominant geworden versvorm dus, die mij vaker niét dan wél weet te bekoren. Vrije verzen lijken in mijn ogen vaak gevierendeelde stukjes proza, alsof de kat ermee aan ’t dollen is geweest. Doch dat -door mij maniëristisch bevonden- gegoochel met enjambementen drukt mij alleen maar met de neus op mijn ‘ouderwetsigheid’?
Niettemin dankuwel, dichter, publicist & uitgever Chrétien Breukers, want wat een boeiende info omtrent ‘Het dichterschap dat zich afspeelt in een omgeving die een kruising is tussen slangenkuil en muizenberg.‘ Of over ‘De godgelijke dichter – en andere misverstanden.‘ Incluis dat begrijpelijk gemopper van Kees Fens over ‘dat autobiografisch geschrijf van het weblog, alias dat elektronische openbaar toilet’. Overigens met dank ook voor die door u aangehaalde inblazing van K.Michel: “Zit niet zo te kutviolen.“
Eigenlijk hou ik wel van dat werkwoord ‘kutviolen’, ook al blijkt het ‘prutsen’ te betekenen. Ik vind het verlossend klinken: gepruts kan zeer heilzaam zijn. En al ben ik dan geen dichter, ik voel mij niettemin een zorgvuldige woordzoeker. Ik wil ze gelukkig maken door ze een klankgezel te bezorgen, en roei daarvoor met eigen rijmen naar nergens & overal. Gepaard, gekruist, alternerend, slepend of omarmend: ik trek altijd mijn rijmschoenen aan, wanneer ik de Firma Van Dale daartoe een bezoekje breng.
Wie haar pen wel weet te roeren, kan haar rijmrok dubbel voeren? Een dating-site voor woorden verschilt in wezen niet zoveel van die voor mensen: ook in woorden klopt een hart, ook woorden hebben op tijd & stond nood aan nekkusjes & koffie-dates.
Woorden mogen dan wel camelions zijn, met eveneens gespierde tongen, draaiende oogjes & felle wisselende kleuren, je wil ze toch liefst in goeden doen houden. Ik steek ze in een caleidoscoop, hou ze naar het licht & laat ze dansen, op zoek naar de kick van een zinderende click. Ze worden er sowieso vrolijk van, want in hun dagelijks leven zijn ze vaak onderhevig aan heel wat touwgetrek.
Zonder ‘kunstwaarde’ en bij wijlen niet eens vies van een onhandige poging tot rijmprostitutie rijm ik alles uit de weg, van wat ik hier liever niet zeg. Een woordzoeker dus. Zoals ik ooit even hartstochtelijk naar kleine gepolijste riviersteentje heb gezocht onder een staalblauwe lucht die ik alleen maar weerspiegeld in het water heb gezien.
Zo loop ik ook altijd te zoeken naar overeenkomstige klankexemplaren in de glinsterende woordenrivier. Daarmee thuisgekomen doe ik mijn doorzichtige rijmjurk aan en geef mij binnenskamers over aan een zorgeloze woordendans. Vrij van regels & onmachtige verzen. Meer dan rijmschoots genoeg aan die onaanraakbare vaststelling van Stephan Vanfleteren, een stralende zonnezuil gelijk: “Grijs, dat is zilver met stof op.”
Zij onbenult & klappervrouwt
haar oogst uit koude grond?
De wulpse woorden weten er
hangt stroop aan onze mond?
Geen tien voor taal of taal voor tien,
geen kreet: Ei!-Ruimt-de-baan!
‘Zij spreekt’ fluistert het suikerriet,
‘geducht de rijmfles aan.’
Van Dale honoreert goddank
het nut van wisselstroom:
een goedgekozen rijm valt op
als vogellijm in een boom.









