Blijf verwonderd?
Zomaar op een dag stond ik ineens
-en inderdaad als bij wonder-
met die witte dichtbundel van hem in mijn handen.
Maar deze keer ben ik alleszins niet van een kale reis thuis gekomen.
Ik-zoek-niet-ik-vind, zelfs dàt niet: zijn bundel vond mij en zuchtte:
‘Eindelijk..’
Op zoek naar de verloren tijd had op slag geen zin meer,
want die heb ik inmiddels moeite- & ademloos weten in te halen
door zijn -inmiddels geacht te zijn bewezen ‘onvolprezen’-
verzen te lezen.
Wat ze niet wil
Ik wil geen dichter, zegt ze.
Geen vent die op zijn tenen
het bed uit sluipt
om met de taal te paren.
Ik wil een man die de kou te lijf gaat
met zijn blote handen.
In wie de zomer opgaat als een zon
en die wortelt in het najaar
als een eik met brede takken.
Ik wil een man
die naar de poolnacht reist
op een hengst van licht
en bij zijn thuiskomst het donker
aan mijn voeten legt.
°°°°°°°°°°
Eérst Napels zien en dan sterven, versus éérst Steyaert lezen en dan blind worden?
Waarom hangen zijn prachtige verzen niet als wapperende vanen in de bomen? Nooit nog vergeet ik zijn dichterlijke naam, want niet alleen voor wie hij lief heeft zal hij heten, maar volgens mij ook voor iédereen die hem te lezen krijgt.
De plek
De wind richt de wand op.
Uit de wolken regent het dak.
De verte vordert het raam.
Binnen en buiten betwisten de deur.
De drempel beslist over vreemde
en gast. De tak warmt met vuur
de plek waar het lichaam
zich voedt en ontlast.
Hier wonen we, doorzichtig
als licht bij dag. We kijken door muren
als door glas. We spreken
in klare, sobere taal:
bed voor bed, brood voor brood.
De rest heeft de klank van lucht:
het hijgen in mijn oor wanneer ze komt,
de adem van ons kind terwijl het slaapt.
Alles krijgen hand en blik gezegd.
Het is hier stil. Zo stil
dat je de damp van de koffie hoort
stijgen langs de trap.
Wat op de binnenflap van zijn bundel te lezen staat is dus zowel ongewoon sprankelend als buitengewoon waar: ‘Een man duizelt zich naar boven en mislukt in onweer en hagel, het blauw donkert op uit het wit van de zon. De vader, de zoon, de vrouw, de moeder: in een teer universum dragen lichamen hun verhaal en zoeken ze als de voering van een jas verbinding. Niet om te doorgronden: om de kleine dingen als zand op de top van een vinger te leggen en de adem in te houden’.
Stond daar onlangs op een morgen in de Standaard der letteren die quasi nietszeggende ‘verzuchting’ van Brusselmans’ vaderlijk leven, full-page afgedrukt op een verder totaal lege bladzijde. In een poging om ons gemoed een gevleugeld weekend te bezorgen? Het kon hoogstens dienen voor boekhandel De Zondvloed, om er boeken (is het voor een geschenk?) mee in te pakken op zogenaamd ‘vindingrijke’ wijze. Kortom: alle verhoudingen waren -weer maar eens- zoek en/of ziek.
TER INFO
ERWIN STEYAERT (Brugge, 1959), licentiaat Klassieke Filologie en Filosofie (Gent/Leuven), publiceerde o.a. in Poëziekrant en Het Liegend Konijn en wond diverse poëzieprijzen zoals die van Oostende en Harelbeke, de poëzieprijs Gerolfwal, de Guido Wulmsprijs van de stad Sint-Truiden en de Melopee Poëzieprijs.
Als lid van de dichtersgroep PAZZI DI PAROLE werkte hij mee aan de ‘stilte’-bloemlezing ‘EEN KIER IN HET RUMOER’ (Uitgeverij P, 2015). ALLEEN VAN KALE REIZEN KOM JE THUIS is zijn debuut.
Pazzi di Parole( woordgekken?) is een dichtersgroep met vier leden en een gezamenlijk doel: toegankelijke poëzie schrijven en verspreiden. De Pazzi komen regelmatig samen om gedichten te maken en elkaar feedback te geven. Ze komen ook met hun werk naar buiten: samen en apart, op podium en op papier. Alle Pazzi staan met beide voeten in de realiteit, en dat sijpelt regelmatig door in hun poëzie en hun engagementen. Wie hun verhaal wil volgen kan een kijkje nemen op pazzidiparole.com. Pazzi di Parole zijn Daniel Billiet, Erwin Steyaert, Hilde Van Cauteren & Ann Van Dessel.